Martin van der Giesen uit Numansdorp maakt foto’s van hekjes, van bochten, van huisjes in velden, putdeksels temidden van grindbakstenen, reclame-uitingen, gevels, loze hoeken, en meer van zulke zaken. Hij kan lang naar hetzelfde kijken, zo blijkt bijvoorbeeld uit zijn verzameling van 180 foto’s van ‘smiley-stoeptegels’ (klik en scroll eindeloos door).
Martin kwam via social media op ons pad toen er een interview met hem werd gepubliceerd in het AD. De journalist die hem sprak had Martin geïnterviewd over zijn foto’s, die door de krant als volgt werden omschreven: ‘Nee, hij maakt het liefst foto's van... niets.’ Los van de motie van treurnis die we moeten uitspreken over spatie na het beletselteken en het beletselteken zelf, moeten we ook constateren dat die uitspraak gewoon niet waar is. Van der Giesen maakt misschien verstilde, ingetogen foto’s, maar… van niets… ? Nee. Waar dan wel van? Een zwijgende man dobbert door het leven, ziet het minder opgemerkte en legt dat vast (of zo zien we dat ergens voor ons). Per mail legden we hem de heemkundige vragenlijst voor en we zijn erkentelijk voor zijn tijd en antwoorden en het kosteloos ter beschikking bestellen van zijn fotografie voor herpublicatie bij dit artikel.
We moeten met de hamvraag beginnen, en dat is het interview in het AD. We willen de journalist die uw werk bij ons onder de aandacht bracht niet te veel in verlegenheid brengen, en zeker ook dank uitspreken voor het feit dat die aandacht voor uw werk er was, maar die typering, foto’s van niets, hoe kwam die tot stand en hoe voelt u zich daarover?
‘Ik wil de verslaggever van dat artikel ook zeker niet in verlegenheid brengen, want haar enthousiasme over mijn foto’s was oprecht, maar een groot deel van dat interview stond al vast, denk ik. Het telefonische interview dat ze afnam was erg leuk, maar het lukte mij niet haar ingenomen perspectief van mijn ‘foto’s van niets’ te veranderen. Telefoneren is ook niet mijn sterkste kant, meestal besef ik pas een dag later hoe ik bepaalde dingen beter had kunnen zeggen. Achteraf gezien had ik dit anders moeten aanpakken, maar soms overkomt het je gewoon. Ik heb daar ook wel vrede mee.’
Kunt u voor ons het gevoel dat u ertoe aanzet een foto van een tafereel te maken (dat wij, omdat wij door een heem-lens kijken, u moet het ons vergeven, een heemtafereel noemen) zo gedetailleerd mogelijk omschrijven?
‘Van nature ben ik vrij angstig, dus ik heb altijd goed om me heen gekeken. Ik denk dat het daar is begonnen en sinds mijn eerste serieuze camera in 2003 ben ik daar verder ingedoken. Dus met camera het dorp uit op zoek naar romantisch beeld, want ik dacht dat het zo hoorde. Tot het moment dat ik juist dingen om me heen zag, die me veel meer aanspreken. Een steegje waar ik speelde als kind of een gebouw dat ik vanaf mijn jeugd ken dat dreigt te verdwijnen.
‘Ik merk dat ik afdwaal, dus om een simpel antwoord op de vraag te geven. Ik heb mijn camera bijna altijd in mijn rugzak en als ik een situatie zie die ik thuis beter wil bekijken, maak ik een foto.’
Gaat u op zoek of overvalt het u een beetje?
‘Ik ga wel zoek naar beeld, bijvoorbeeld voor een afspraak, omdat ik altijd te vroeg ben. Dan heb ik de tijd om een paar zijstraatjes in te glippen en overal even om het hoekje te kijken.
Het rondkijken zorgt ervoor, dat ik alleen daar mee bezig ben en zorgt voor een beetje rust in mijn hoofd. En als het mooi beeld oplevert is het mooi meegenomen en anders heb ik daar ook vrede mee. Het kan ook minder spontaan, dan pak ik vooraf een gebied en ga, lopend of op de fiets, alle straten en steegjes af. Dit klinkt best dwangmatig en dat is het misschien ook wel, maar werkt goed voor mij.’
U spreekt van onderlinge verbanden in uw fotografie: kunt u die betekenis met meer woorden omschrijven?
‘Een bepaalde manier van werken besluipt je geleidelijk, maar ik denk dat er wel onderlinge verbanden zijn. Meestal probeer ik wel een behapbare situatie uit het grotere doordenderende geheel te halen. Kleinere details die ik vrij strak kader, want als ik het groter maak verdwaal ik makkelijk in alles. Naarmate ik meer beelden heb gemaakt, kom je vaak dezelfde banaliteiten tegen, het onvermogen van de mens om de wereld naar zijn zin te vormen. Bij nieuwe gebouwen, is er vaak wel het streven naar perfectie, maar naarmate de tijd voorgaat, zie je het onvermogen en geven we het vaak op. Dat vind ik ook wel een prettige gedachte, dat we allemaal maar wat aanrommelen.’
Hoe gaat u om met de spanningen en het mogelijke verdriet van uw werk publiceren?
‘Sociale media geeft me de ruimte om te delen zoals ik wil, dat geeft me geen spanning. Na het maken, bewerk ik het beeld en na het plaatsen online, is het vaak klaar. Ik deel ook probeersels, onderzoeken of soms zelfs een ‘mooi’ beeld, maar soms pieker ik weleens of ik niet te veel deel. Ik zie mensen die het helemaal strak houden met alleen hun beste beeld. Vooralsnog moet ik accepteren dat ik een continu stroom van beelden deel.’
Zijn er op uw terrein van interesse, uw fotografisch onderzoek, mensen die u als voorbeelden ziet, mensen om te imiteren, mensen die u inspireren, mensen die u benijdt en bewondert?
‘Om de New Topographics-fotografen uit de jaren 70 kan ik niet heen. Robert Adams, Lewis Baltz en Stephen Shore bekeken de relatie van de mens met zijn omgeving op een geheel nieuwe manier. En die invloed is nog steeds voelbaar. Dit soort beeld spreekt mij nog steeds erg aan, maar hou er ook van als er het element humor er bij komt. Hans Aarsman, Jan Dirk van der Burg, Michael Wolf, Hans van der Meer en Peter de Krom komen dan in mijn hoofd op.
‘Ook kijk ik graag naar straatfotografen die midden in de drukte fotograferen, mensen als Garry Winogrand, Diane Arbus, Matt Stuart, Ed Templeton, Ed van der Elsken of Saul Leiter. Dit zou ik zelf niet durven, dus kan ik op die manier mooi naar mensen kijken, zonder er zelf tussen te staan.
‘Daarbuiten bewonder ik fotografie als kunstvorm, niet per e als directe inspiratie. Anne Geene, het duo Taiyo Onorato & Nico Krebs, Robert Mapplethorpe, Daido Moriyama en Elspeth Diederix, om zomaar wat te noemen, maar er is veel meer en gelukkig is er ook veel aandacht voor op talloze tentoonstellingen en in musea.’
Voor ons gevoel gaan uw foto’s op een verstilde manier over het lokale, over de regio, over het minder bekende, maar dan wel op een manier die juist dat gewone ervan in twijfel trekt, en het voor verwondering inwisselt. Als u het hier mee eens bent, dan deze vraag: wat fascineert u aan het lokale, het gewone, zo u wilt?
‘Ja, dat vind ik wel een mooie beschrijving. De kanttekening die ik erbij wil maken is dat ik ook niet echt anders kan dan een groot deel van mijn fotografie in ‘het lokale’ plaats te laten vinden. Ik kan niet weg uit mijn geboortedorp, omdat mijn hoofd zou exploderen als ik ergens anders naar toe zou moeten. Zelfs op het kleine eiland waar ik woon is zoveel te zien, dat het me vaak overspoeld. Daar heb ik lang tegen gevochten, maar ben het steeds meer gaan omarmen. Ondanks dat ik niet de wereld over reis of om de paar jaar verhuis, is er zoveels moois in je naaste omgeving; de plantjes tussen de stoeptegels, verwaarloosde gebouwtjes, een gekke tuin, door mensen gecreëerde natuur of een muurtje waar je het verleden in kan zien. Iemand vroeg ooit aan mij waar een bepaalde foto gemaakt was, toen ik het vertelde bleek het een plek waar hij zelf vaak langs liep. Dat vond ik een geweldig compliment.
‘‘Het gewone’, zoals je zegt, is dus al mooi genoeg en daarvoor hoef ik niet ver van huis.’
Wat betekent die fascinatie?
‘Dat betekent dat ik mij vasthoud aan dingen die ik al goed ken. Dingen die herinneren aan vroeger, aan mijn opa en oma, aan mijn kindertijd. Alles verandert zo snel, maar als ik goed kijk, dan blijf ik dingen zien die me verwarmen.’
Wanneer bent u begonnen dit onderwerp te volgen en waarom, en hoe?
‘Vanaf rond 2006 begon het duidelijker te worden, waar mijn voorkeur lag. Ik begon een doorlopende serie te maken van gebouwen die op de nominatie stonden om gesloopt te worden. Ik heb moeite met verandering, maar dan had ik in ieder geval nog een foto. Ook begon ik steeds meer te zien in alledaagse situaties. Een klein detail kan al een heel verhaal oproepen.’
Brengt het ook geld in uw lade?
‘Nee, dat niet. Ik heb het wel geprobeerd, maar in opdracht werken gaf me zoveel stress, dat het gewoon niet voor mij is. Eigen werk verlopen lukt ook nog niet zo goed, daar moet ik eens iets op bedenken, hoewel ik geen grote illusies heb.’
Is er iets aan uw blik op dit onderwerp waarvan u hoopt dat de rest der mensen het zou overnemen?
‘Het zou hooghartig zijn om te denken dat mijn werk dat zou kunnen bewerkstelligen, dus die hoop heb ik niet en ik zou die druk niet eens willen. Wat ik wel leuk vind om te horen is dat mensen me zeggen dat ze een situatie hebben gezien en denken, hier had Martin vast een foto van gemaakt. Dat betekent dat ze dan toch naar iets kijken, waar ze anders misschien geen aandacht zouden schenken. Dat vind ik al heel mooi.’
Hoe staat u in dit enige leven? (alternatief: Hoe staat ú in dit enige leven?)
‘Als een verwonderd individu, iemand die door een film loopt, maar er eigenlijk niet in hoort te spelen. Dit maakte mij altijd erg angstig, maar ik ben de laatste jaren aan het leren waar die angst vandaan komt en hoe ik hier op een meer ontspannen mee om kan gaan.’
Denkt u vaak aan de dood?
‘Vooral in tijden dat het niet goed met mij ging dacht ik veel aan de dood en ik ben blij dat er een einde zit aan dit leven. Ik zie mijn dood ook niet als iets negatiefs en de gedachte dat de dood een einde aan de chaos in mijn hoofd brengt, is een geruststellende gedachte. Maar ik wil nog lang niet dood, daarvoor is het nog veel te vroeg.’
Hoe verhoudt uw fascinatie voor dit onderwerp of het onderwerp zelf zich tot uw diepste levensovertuigingen?
[vraag open gelaten]
Wat is de droom?
‘Ik hoop dat ik meer vrede heb met wie ik echt ben. Dromen zijn geweldig, maar ik weet sinds een paar jaar dat ik zelf aan de slag moet om vaardigheden aan te leren, om daadwerkelijk meer vrede met mijzelf te hebben. Het gaat gelukkig steeds beter.’
Heeft u een groot geheim?
‘Dat had ik. Ik heb tot mijn eenenveertigste mijn angsten, negatieve zelfbeeld en schaamte voor mijn drukke hoofd proberen te maskeren. Het ‘niet zeuren, gewoon doorgaan’ wat er ingestampt werd in mijn jeugd, zorgde ervoor dat ik pas op latere leeftijd durfde te zeggen dat het niet goed met mij ging. Nadat ik dit hardop durfde te zeggen, ging de bal rollen en via een stapeltje diagnoses, was autisme de diagnose die al het andere verklaarde. Dat voelde letterlijk als een doorstart, maar wel langdurige doorstart waar ik nu nog midden in zit.
Dus terugkomend op de vraag of ik een groot geheim heb, autisme was het geheim dat ik jarenlang ontkende en verzweeg.’
Wilt u uw kennis veiligstellen of overdragen wanneer u er niet meer bent?
‘Nee, op dit vlak denk ik niet zo ver vooruit. Het is fijn als ik mensen raak of aan het glimlachen maak met mijn beelden, maar ik leer zelf nog dagelijks, dus om te denken dat ik mijn kennis moet delen ligt niet in mijn aard.’
Wat is de meest frappante anekdote die u tijdens uw zoektochten heeft mogen meemaken?
‘Omdat ik rondscharrel en altijd nieuwsgierig om een hoekje kijk, vinden mensen dat al snel verdacht. Vooral als ik strategisch wijken doorloop met mijn camera om mijn nek, dan kunnen buurtapps ontploffen en komt de politie soms poolshoogte nemen. Een andere keer liep ik een rondje door de polder en las ik daarna op Twitter dat de politie op zoek was naar een stroper met een telescoopgeweer, wiens beschrijving precies overeenkwam met de mijne. Dat was ik dus met een statief om mijn schouder.’
Volg Martins werk via Twitter of Instagram of via zijn website.
Het volgen van de heemkunde (nieuwsbrief, Instagram) wordt ook gewaardeerd, evenals eventuele donaties om de site en het onderzoek te steunen.