5 manieren om je tot de namen van huizen te verhouden
Over de namen van huizen, en hoe je je ertoe kunt verhouden, in toenemende mate van hemigheid: van milde interesse tot eeuwig durend onderzoek.
Nederlandse huizen hebben soms namen als Windhoek, Onder de Beuken of De Vier Winden. De huizen zijn vaak koophuizen, zijn vaker wel dan niet vrijstaand en de namen op die huizen zelf zijn uitgevoerd in gietijzeren letters, of gegraveerd in hout of plastic. Interesse voor de namen in huizen is typisch iets voor mensen die interesse hebben in het lokale en de heemkunde, maar we hebben gemerkt dat die interesse gradaties heeft. De interesse begint zwak (‘geinige naam zeg’), maar kan helemaal oplopen tot gierende fascinatie. Hoe dat eruit ziet, bespreken we hier, in een bespreking van de verschillende stadia van interesse in de namen van huizen, beginnende met:
1 Geamuseerde (des-)interesse
De eerste stap op de heemladder wat betreft de namen van huizen is ze überhaupt op te merken. Er zijn mensen die zich totaal niet interesseren voor de namen van huizen. We kunnen het weten: we waren ooit zelf zo. Het huis waar Jordy Deurloo vroeger woonde heette ‘De Platsluus’, maar daar stonden we verder niet bij stil. Het was gewoon zo, het gegeven van de naam was niet interessant. We speelden in de tuin van de Platsluus en maakten fikkies in de vuurton. “Pas op dat je niet met spiritus speelt”, zei de vader van Jordy Deurloo, “want dan kom je zo in Brandwondencentrum Beverwijk te liggen.” Brandwondencentrum Beverwijk werd daarmee mythisch. Dit terzijde. Pas jaren later, tijdens een van onze fietstochten, identificeerden wij met een kleine verrassing dat we wel degelijk geïnteresseerd waren in de namen van huizen. Het verliep via de grap: we stelden ons zo voor dat de verhalen achter de de namen van huizen zonder uitzondering saaie verhalen zouden zijn, wat de namen van huizen vervolgens een unieke status zou geven binnen de epistemologie. Daar bleef het een tijd bij, bij rondfietsen en wijzen naar huizennamen als we ze zagen. Een gebbetje voor de vrienden.
Huize Geinzicht, Abcoude
2 Milde nieuwsgierigheid (of: lezen over de namen van huizen)
Een trede hoger, een laag dieper, is het inlezen in de namen van huizen: wat is er al over gezegd? Wat is er geschreven? Waarom hebben de huizen namen? Is er een standaardwerk op dit gebied? Je googlet wat en dient er zo achter te komen dat de geschiedenis achter de naamgeving schijnt te zijn dat wegen vroeger niet vaak namen hadden, zodat het handig was als huizen die juist wél hadden. ‘Achter de Vier Streken de hoek om naar rechts en dan alsmaar rechtdoor zodat je bij De Zonnegroet uitkomt’, of iets dergelijks. Ook kom je erachter dat er de jaren negentig een tv-serie was over de verhalen achter de namen van huizen: ‘Geheimen achter de namen’. Klinkt als hilarisch droge tv, zeker als je bedenkt dat het door de NCRV werd gemaakt. Wat kan er verder nog worden geleerd in deze fase? Je zou een artikel in de krant kunnen lezen waarin een belrondje is gedaan langs mensen met wat eigenaardigere namen, om de verhalen erachter te horen. Je kan constateren dat Indebuurt.nl huisnamen dusdanig interessant vindt dat ze er rustig zes foto’s van huizennamen online zetten, zonder verdere context of noemenswaardige research. In regionale DPG-kranten staat een rubriek die ‘gevelgeheimen’ heet. Er is een Instagram-account dat op zoek is naar de mooiste namen van Vlaamse huizen. De heemkundige zou kunnen vaststellen dat zelfs in het beroemdste Nederlandse boek dat naar een huizennaam is vernoemd - ‘t Hooge Nest, van Roxane van Iperen - het verhaal achter de naam van het huis in slechts een bijzin wordt opgeschreven (het huis (het nest) ligt op een heuvel (hoog!)). Wat rest de heemkundige daarna, met al die nieuw opgedane kennis? Onrust. Onrust die vorm moet krijgen. En zo gaan we verder naar stap 3.
3 Ontluikende ‘fascinatie’ (of: eigen onderzoek doen, of: het edele aanbellen)
De volgende stap is dat je aanbelt bij een huis met een naam om te vragen wat het verhaal achter die naam is. Wat zet je tot deze actie aan? In ons geval was het schrijver Martin Rombouts. Toen we hem op Terschelling tijdens het Oerol-festival de hypothese voorlegden dat het verhalen achter de namen van huizen zonder uitzondering saai zijn lachte Martin niet, maar zei hij: “dan moet je dat maar eens testen.” Dat hebben we toen gedaan, en lezer, dat aanbellen is van belang, omdat het op een bepaalde manier de hilarische tragiek maar ook de homeopathische heldhaftigheid van de heemkundige aantoont. Eerst het verhaal van het aanbellen, dan de duiding.
Het aanbellen: op de een na laatste dag van Oerol raapten we de moed bijeen en belden we met mild-bezwaard gemoed aan bij het huis ‘De Schouw’. Achter het geribbelde glas van de voordeur zat iemand een krantje te lezen, zagen we. De krantenlezer stond op, naderde de deur, opende, en we legden vervolgens beleefd en met een glimlach uit dat we van de Oerol-krant waren (wat feitelijk waar was, maar ook niet helemaal de reden waarom we daar stond, we hadden nog niet bedacht dat we ons heemkundigen zouden kunnen noemen, of heemvrienden, of wat dan ook), en de krantenlezer knikte vriendelijk, en toen legden we uit dat we eigenlijk benieuwd waren naar waarom De Schouw De Schouw heette.
Het huis met de naam ‘De Schouw’ (beeld van Google Maps)
Het opmerkelijkste aan wat er toen gebeurde was het gevoel dat we van die man - Jan Breimer-Bos kregen, en dat was het gevoel alsof Jan dertig, veertig jaar lang aan die tafel in de bijkeuken de krant had zitten lezen, volledig in de aanslag om op een dag deze vraag te beantwoorden. Hij dacht er namelijk geen twee seconden over na, maar begon gewoon het hele verhaal te vertellen.
De man Jan Breimer-Bos
Jan Breimer-Bos zei: “Mijn schoonvader heeft een huis laten bouwen dat naast het onze staat. Dat huis heet ‘De Haardstee’. Daar hebben mijn schoonouders een aantal jaren gewoond. De Haardstee was een pension, en toen mijn schoonouders ouder werden, wilde mijn schoonvader voor zichzelf een woonhuis laten bouwen. Dat woonhuis is ‘De Schouw’ geworden. Toen het huis klaar was vroeg hij aan mij: weet jij nog een naam? En zo is het gekomen. En waarom ben ik dus op ‘de schouw’ gekomen? Dat was gebaseerd op de naam van het huis naast ons. Ik zocht een beetje een begrip dat daar tegenaan leunde. Op die manier ben ik op de schouw gekomen. De schouw, het woord kan je op verschillende manieren uitleggen. Het huis staat dus redelijk hoog, en als je in de kamer staat kan je een heel deel van de polder overzien. Dat is ook een schouw. Een blik. En zo zijn er meer begrippen te bedenken. Dat is in feite de gedachte daarachter.”
Kijk, zoals u leest is het een aardig verhaal, maar: - en we zeggen dit met alle respect voor Jan Breimer-Bos - ook weer niet het spannendste verhaal. En tóch willen we het al jarenlang een keer kwijt. Dit is in het klein wat heemkundigen geestig en tragisch maakt: ze weten steeds meer over een onderwerp maar die kennis wordt voor steeds minder mensen interessant.
Het zegt ook iets over de verraderlijke verleiding van de heemkunde zelf: de drempel over gaan van het ‘normale’ sociale verkeer is een geweldige activiteit. Het mooie gevoel iets te doen dat de sociale norm net een klein beetje overschrijdt wordt door de heemkundige op het verhaal zelf geprojecteerd, in plaats van op de activiteit. De activiteit is spannend, niet het verhaal. Aan deze denkfout is verder niet veel te doen. Nieuwsgierigheid voelt goed, maar kan je ook net iets eenzamer maken.
4 Langdurig eigen onderzoek publiceren
Horen we de fanfare al die na ons in het zaaltje in het buurthuis gaat optreden, want we komen langzaam aan bij de top van Mount Heemerest, of de galaxy heem-take, zo u wilt. Nog een trede hoger bevindt zich de activiteit van het langdurig onderzoek doen naar de namen van huizen, en daar dan ten slotte over publiceren. Dit is die zuivere heemkunde, de taaie, gortdroge taak die weinigen van de (vaak witte) (vaak gepensioneerde) (vaak) man verlangen, maar waartoe hij zich alsnog geroepen voelt.
Een mooi en ontroerend voorbeeld vinden we in ‘De Biltse Grift’, een publicatie van historische kring De Bilt. In het nummer van maart 1998 lezen we het artikel ‘Een wereld vol geheimen’. De schrijver, Hans de Groot, heeft een geweldig enthousiasme voor zijn onderwerp, de verhalen achter de namen van de huizen in De Bilt. De Groot schrijft in de intro:
“In de nummers 19 en 21 van dit blad vertelde ik u over huisnamen in onze gemeente. Veelal ging het daarbij om namen waarvan vrij duidelijk was om welke reden ze op de gevels waren geplaatst. Er bestaan echter in ons dorp vele huisnamen waarbij dat niet zo helder is. Ik beloofde u pogingen te doen een aantal van dit soort geheimen aan de verborgenheid te ontrukken. Een fascinerend onderzoek, dat mij in contact bracht met bijzonder hulpvaardige mensen en met de schat aan historische informatie van ons gemeentearchief.”
Fascinerend, geheimen, deze man giert van de emoties. Een hele rits namen komt voorbij, waarbij de auteur de mensen heeft moeten ondervragen, en waar - voor een buitenstaander althans - maar geen echt boeiend verhaal uit komt. Verbasterde familienamen, de namen van meertjes uit de buurt in het Fries, dat soort werk. Aan het einde van het stuk schrijft Hans de Groot:
SLIMLINDE
Boven de voordeur van Steenen Camer 13A prijkt deze bijzondere huisnaam. Een groot raadsel voor mij, tot de voordeur zich opende en de huidige bewoonster mij de betekenis en de achtergrond vertelde. In deze huisnaam eerde zij haar grootvader, Opa Slim. Naast het huis stond aanvankelijk, naar Twentse gewoonte, een rijtje populieren. Die gaven inspiratie tot de eerste huisnaam DE SLIMME PEPPEL. Nadat de populieren vanwege hun hoogte gekapt waren, werden een paar linden in de tuin geplant. De naam DE SLIMME PEPPEL heeft toen plaats gemaakt voor een nieuwe ode aan Opa Slim in de huisnaam SLIMLINDE.
De ademloze opwinding van de schrijver (‘een groot raadsel’, dat wordt onthuld zodra iemand de deur opendoet en hem direct het grote raadsel uit de doeken doet) is zo mooi. Hij is blind geworden voor de discrepantie tussen zijn eigen enthousiasme en wat hem daadwerkelijk is verteld. De Groot voelde zich ongetwijfeld voller, stapte met meer zelfvertrouwen door het leven doordat hij ‘zijn ding’ had gevonden: aanbellen bij de mensen en praten over de huisnaam, maar dat enthousiasme heeft hem waarschijnlijk geen groot publiek opgeleverd. Is dat erg? Dat is niet erg! Dat is mooi en goed.
Bij het I.M. dat de Biltse Grift publiceerde na het overlijden van Hans de Groot werd in de tekst nog gewag gemaakt van De Groots liefde voor de namen van huizen. We herdenken hier alsnog een heemkundige, we voelen zijn diepe verlangens door de dood heen.
5 Heem-transcendentie (of: jarenlang onderzoek doen, een diepgevoelde huizennaam-fascinatie ontwikkelen, en oprecht geloven dat je er nog eens iets mee gaat doen)
We voelen dat er nog iets hogers te bereiken is binnen de heemkunde, en dat heeft misschien met smaak, of kunst, of poëzie te maken. Het allerheemste is misschien het ongepubliceerde, nog lopende onderzoek. Het is in stilte of in openbaarheid werken aan een groot project, dat er altijd aan zit te komen. Je hebt misschien al eens iets gedaan met de namen van huizen, maar is het daarmee gezegd? Zijn de namen van huizen daarmee gedaan? Je kan geen carrière maken van de studie van de namen van huizen, maar de onrendabelheid van de onderneming is toch ook wat je interesseert. Of kan dat wel? Onderdeel van deze conditie is dat je het gevoel hebt dat de namen van huizen van jou zijn, dat als iemand anders er iets mee doet, ze eigenlijk iets van jou afnemen.
Je ontwikkelt niet alleen een milde neurose voor de namen - de fascinatie - je krijgt er ook een visie op. De Neerlandicus Riemer Reinsma schreef in voor Onze Taal een artikel over de namen van huizen, naar aanleiding van een lezersonderzoek van de Volkskrant. De krant had gevraagd om verhalen achter de namen van huizen, Reinsma analyseerde de pakweg 150 inzendingen. Hij kwam tot aardige inzichten en mooie duiding. De namen van huizen zijn een mengeling van privé en openbaar, schrijft Reinsma, en ‘dankzij de mogelijkheid de boodschappen te versleutelen, durven mensen de meest intieme details boven de voordeur te zetten’.
“Het is een botsing, tussen twee dingen, die met elkaar op gespannen voet staan, je wil je graag laten zien, en van de andere kant wil je je privacy niet op straat gooien”, zei Reinsma aan de telefoon. “Dus het is een niemandsland tussen ‘wie ben ik’ en ‘dat gaat je niets aan’. Het toont daarmee meerdere aspecten van de menselijke ziel”, zegt hij. “En het zijn soms de laatste tekenen van wat er in dat huis geweest is, net voor het wordt afgebroken en er bijvoorbeeld nieuwbouw komt. Dat stemt mij weemoedig. Die weemoed bevalt mij.”
Reinsma vertelde nog dat hij naast zijn interesse voor de namen van huizen andere onderzoeken met namen ondernam. Op een dag wilde hij alle plekken in Nederland die Syberië heten bezoeken. Hij was een inventaris aan het maken van namen voor het Meertens Instituut, was bezig met plaatsnamen waar weer buitenlandse namen in zaten. Al die onderzoeken zouden op een dag nog worden gepubliceerd, het onderzoek gebundeld, de fascinatie voltooid. Op een dag zou het komen. Tot die dag kwam, bleef Reinsma verzamelen. Op een dag zou het er zijn. Vorig jaar overleed hij.
Welke van zijn onderzoek naar de namen zal ongepubliceerd blijven? Of komt er op een dag iemand die het oppikt, overneemt, die Reinsma’s fascinatie opnieuw leven inblaast?
Misschien eren we hem het beste door zelf een langdurig onderzoek aan te gaan. Daarom gaan we de komende decennia op zoek naar het beste verhaal achter een Nederlandse huizennaam die er bestaat. Is er een huis waarvan het verhaal achter de naam zelf zó interessant, boeiend, spectaculair of goed is, dat eigenlijk iedereen het zou moeten weten? We hebben het niet over een plek als ‘t Hooge Nest, die interessant is door de onderduikgeschiedenis, nee, we hebben het over de naam zelf, en het bedenken en de totstandkoming van die naam. Bestaat daar een verhaal over dat ons allemaal nieuwe inzichten geeft in het leven, gevoelens van poëzie bezorgt die we niet eerder voelden?
Onze belofte is dat we dat uit te zoeken. Onze belofte is dat we ons hier langere tijd aan zullen verbinden. We kunnen alleen niet beloven dat het onderzoek ooit gepubliceerd wordt.