‘Liken, verder geen gezeur’
Monica Keyzer maakt meer dan tien jaar foto's van taal die ze op straat vindt. Wat betekent dat voor haar? Hoe belangrijk is het?
Monica Keyzer was jarenlang redactieassistent bij Vrij Nederland en in die hoedanigheid heeft ze mij een keer gemaild over een factuur. Het was een prettig contact, waar ik me verder weinig in detail van herinner, en waar ik niet zo een twee drie naar zou omkijken. Ik bedoel: het kan makkelijk. Ik kan de mail opzoeken, kijken of er bijzonderheden in staan, maar: waarom zou ik? Het is voorbijgaande taal, functioneel, prima voor het moment, niet bedoeld om verder veel achter te zoeken.
Ik noem dit, omdat Monica zich online al jaren bezighoudt met wat je een variant op dat soort functionele taal kunt noemen. Onder de hashtag #straattaal post ze op Facebook, Instagram en X/Twitter fotootjes van taal die ze her en der aantreft op straat. Boodschappen voor de postbode, van ondernemers die op vakantie zijn, van vermiste huisdieren, en ga zo maar door.
Een selectie van Monica’s posts die werd gemaakt bij een artikel over haar #straattaal in Trouw
Het is een prettige online aanwezigheid. De teksten die ze op straat aantreft zijn vaak een beetje passief-agressief, soms komisch, soms ook met genoeg zelfspot en ironie om iets van persoonlijkheid in het bericht door te laten schijnen. De beelden gaan zelden viral, en eigenlijk neem ik Monica’s posts ook lang niet altijd tot me. Soms kijk ik even, haal ik de schouders op en grinnik ik, wat op min of meer hetzelfde neerkomt als deze taal ‘in het wild’ tegenkomen.
Nieuwjaarsgroet van Monica, met door haar gevonden taal op straat
Nu ik daar verder bij stilsta, is dat wat ik er zo prettig aan vind: het is een online ervaring die eindelijk eens geen irritatie opwekt of enorm de aandacht opeist, of die bedoeld is om weer nieuwe, woedende taal te genereren. Monica’s straattaal-posts hebben hetzelfde effect op me als het zien van straattaal in het echt, tijdens een wandeling: milde interesse, vederlichte verwondering.
Ik zou durven stellen dat de wereld meer van dat nodig heeft, en misschien ook iets meer van Monica’s posts. Alsnog niet het soort mening dat je schreeuwt of oplegt, maar he: hoe ziet zij dat zelf? Om daar achter te komen, belde ik haar op. Het gesprek met haar is ingekort en geredigeerd op leesbaarheid. Ook zijn mijn vragen eleganter opgeschreven dan ze zijn gesteld, vooral om de leesbaarheid van het verhaal te bevorderen, maar ook uit lichte ijdelheid.
Hoi Monica, je post berichten onder de noemen ‘#straattaal’. Heb je die term zelf gemunt?
Monica: “Het woord straattaal is niet van mij. Het is ooit bedacht door het Parool, ik weet niet meer wanneer. De krant deed eigenlijk precies wat ik deed: briefjes op straat fotograferen en die dan publiceren.”
“Ik ben zelf met #straattaal begonnen door X/Twitter. Ik begon daar redelijk laat aan, begin 2013. Mijn eerste idee was dat ik artikelen van Vrij Nederland zou posten voor mijn volgers. Dat was een beetje saai, Vrij Nederland deed dat immers ook al. Daarna plaatste ik een keer zo’n briefje, en toen had ik een beetje succes. Daarna plakte ik er dat label straattaal aan vast en ging ik vaker posten. Het is een soort niche geworden. Ik probeer elke dag minimaal een post te doen.”
Grietje is een mishandelde Roemeense straathond
Waar komt de taal die je post vandaan?
“Ik woon in de Jordaan en mijn actieradius is vrij klein. Dus ik vind de briefjes en tekstjes vooral als ik boodschappen doe, of naar de tramhalte loop, of door de Westerstraat of Willemsstraat loop. De Jordaan is wel echt een goudmijn. Echte Jordanezen schrijven leuk.”
Zijn het alleen maar berichten voor de postbode, woedende berichten over het vuilnis?
“Het is van alles. Ik kom stomme fouten tegen, rare zinnen, dwingende boodschappen - daar moet ik vaak om lachen. Sommige briefjes zijn weer keurig netjes, heel mooi opgeschreven, op hele mooie papiertjes.”
En wanneer fotograaf jij ze? Wanneer is het materiaal?
“Er moet iets opvallends aan zijn, dan komt ‘ie in de collectie. Overigens is het inmiddels niet alleen maar eigen materiaal: er zijn inmiddels ook mensen die mij straattaal opsturen vanuit andere delen van Amsterdam of erbuiten. Iemand zei ook eens: ‘o je moet een boek beginnen.’ Maar: er is ooit al een boek gemaakt over straattaal - (P.S. U wordt vanaf de platenwinkel in de gaten gehouden! Gevonden briefjes op straat door Frank Verbeek). Het boek is geloof ik bij één druk gebleven.”
Tja.
“Weet je: het is leuk als je het ziet op sociale media, maar ik zou zelf zo’n boek ook niet kopen - het wordt snel te veel. Ik plaats bijvoorbeeld ook de berichten door op Facebook, maar daar krijg je later dan weer herinneringen van, van ‘tien jaar geleden plaatste je dit bericht’. En dat is me dan al te veel, als ik die herinneringen teruglees. Die lees ik dan op zich nog wel door, maar ik zie nu bijvoorbeeld in die herinneringen een heleboel straattaal van de lockdowns, die vind ik dan al heel vervelend. Dus nee, er moet geen kalender of boek van gemaakt worden. Dat Kelli van der Waals er een heel stuk van maakte voor Trouw vond ik al heel knap.”
Dus geen yoyo volk
Hoe ga je precies te werk?
“Zoals ik zei, ik ga bijna elke dag naar buiten, met mijn telefoon in mijn tas in de aanslag, om foto’s te maken als ik iets interessants zie. Ik wil niet alles direct publiceren, ik wil ook wat overhouden voor de dagen dat ik helemaal niks tegenkom op straat, of in ieder geval niks nieuws. Dus wat ik ‘overhoud’, stop ik in een foto-archiefje. Daar put ik soms uit om posts klaar te zetten, in concepten, zodra ik de foto klaar heb staan om te posten op een rustige dag. Ik ben door een collectieve ontslagronde in 2019 helaas weggegaan bij Vrij Nederland, en daarna dacht ik: o god nu gaat niemand mij meer volgen op social media. Maar toen dacht ik: ik heb mijn straattaal!”
Als er dagen zijn dat je weinig tegenkomt, zijn er dan ook zogenaamde ‘topdagen’?
“Nou, het was laatst Koningsdag, en dan is het feest. Dan kan ik al die gekke bordjes fotograferen bij mensen met hun oude troep. Van de afgelopen koningsdag heb ik al dertig foto’s klaarstaan. En dan ben ik niet eens de Jordaan uit gekomen. Ik kwam zelfs amper verder dan mijn eigen straat. Daarna werd het ook te druk. Een boel van die foto’s had ik dezelfde dag nog gepubliceerd.
“Maar goed, op andere dagen dat door de stad loop zie ik soms niks of maak ik maar drie, vier foto’s. Daarom sla ik alles goed op in mijn concepten, zodat ik altijd een voorraadje heb. Ik ben doodsbang dat het opdroogt, dat de mensen niks meer schrijven. Dan heb ik geen content meer. Wat moet ik dan doen?”
Als ik dat wist, was ik coach geweest.
“Ok. Maar ja, wat ik doe met straattaal is humor, even lachen, even wakker worden, mensen laten denken ‘wat een rare briefjes eigenlijk'. Het is kort amusement.”
Hier lag mijn boor
Zeggen de briefjes die je fotografeert iets over de ziel van de buurt waar je bent?
vrij lang stilte.
“Hm.”
nog een stilte
“De ziel van de buurt, dat weet ik niet zo een twee drie, maar je ziet denk ik wel aan de briefjes zelf of ze zijn geschreven door de echte Jordanezen - de wat oudere mensen - of juist door yuppen - de jongeren, de import. Bij de Jordanezen voel je door hoe het geschreven is dat zij al jarenlang communiceren met briefjes op het raam, en die zijn dan wat beleefder, heb ik de indruk. Jongere mensen laten aan de postbode weten dat hun bel stuk is, en die geven dan soms heel precieze, bijna botte instructies waar de postbode al die pakketjes die ze bestellen moeten afleveren. Dat is soms echt tot op het asociale af: grote instructies, lappen tekst, ja, echt asociaal vind ik dat. NIET BELLEN, staat er dan bij twee hoog. Zo’n bezorger heeft helemaal geen tijd om dat goed te lezen. Die mensen die zulke briefjes schrijven hebben geen enkel benul of sympathie. En als het dan mislukt een pakketje te bezorgen, worden ze heel boos.”
“Qua ziel van de buurt… Nou, misschien is er zoiets als de ziel van de stad: ik denk in ieder geval dat het erg Amsterdams is dat mensen elkaar hier willen betuttelen. Zeker in deze buurt, in de Jordaan, is er veel sociale controle. Als je je vuilnis verkeerd buiten zet komen er briefjes dat je verkeerd zit. Er zijn hier expats en mensen van AirBnB die zich niet aanpassen - die hebben dan schoonmakers die gewoon de vuilniszakken buiten zetten als het hun uitkomt, niet wanneer het mag. Daar worden de buurtbewoners dan boos over. Krijg je briefjes van: ‘bij ons de in buurt alleen op maandag en woensdag het vuil buiten!’.
“Mensen communiceren trouwens ook met bankjes. Die staan dan voor huizen, terwijl er nooit iemand op zit. Die staan er dan, omdat ze geen fietsen voor de deur willen. Non-verbale bankjescommunicatie is dat.”
Is er bij jou sprake van een ‘fascinatie’ voor die briefjes op straat?
“Een fascinatie? Nee. Voor mij is het vulling, gewoon content. Een vast iets om te doen, wat houvast in het dagelijks leven.”
Je vind het belangrijk iets te kunnen posten?
“Ja, ach. Het is - nu ja, verslaving is een groot woord, maar laat ik zeggen: je wil toch je publiek bedienen. Als je geen journalist bent is het eng te publiceren, maar op Twitter kan dat wel gewoon. Dat is heel leuk. Als je ruim 7000 volgers hebt, dan is dat leuk. Ik hou niet van discussie, dat kost te veel tijd. Een fotootje, een post, liken, verder geen gezeur. Soms krijg ik een compliment van iemand. Cees Holtkamp, van de banketbakkerij en de kroketten, volgt mij op Facebook. Hij heeft al twee keer laten weten dat hij mijn berichten leuk vindt.”
Een van de complimenten van Cees Holtkamp, de banketlegende
Voelt straattaal als ‘jouw’ onderwerp?
“Nee, ik weet dat het niet helemaal ‘mijn ding’ is. Robert Swart had er in 2009 al een expositie over in De Melkweg, het is zeker niet nieuw. Er zijn ook op Instagram bijvoorbeeld verschillende accounts die soortgelijke dingen publiceren, die noemen het alleen geen #straattaal. Passiefagressief, straatcitaat, briefjescultuur, allemaal accounts die briefjes met gevonden taal posten. Daar kom je wel dezelfde soort dingen tegen.
Selectie beelden van het account ‘Straatcitaat’
Heb je weleens ruzie gekregen door het fotograferen van straattaal?
“Een keer ja. Toen was ik bij een gekje, een gekje in de Willemsstraat, en had ik een paar foto’s van zijn gevel gemaakt. Die man heeft zelf in z’n raam onbegrijpelijke teksten, knettergekke teksten opgehangen. Die werd woest toen hij me dag zag fotograferen. Ach ja."
Beeld bij de onvriendelijke man in de Willemsstraat
Heb je weleens een groter verhaal of geheim ontdekt door straattaal te fotograferen?
“Ik leg aan de lopende band kleine stukjes informatie bloot over de buurt. Soms overlijdt iemand en dan wordt dat ook weleens op een papiertje op straat opgeschreven en opgehangen. Ik zie het als een soort service aan de buurt, van: ome Piet is doodgegaan. Fijne informatie vind ik dat. ik had het een keer gefotografeerd en gedeeld, en toen kreeg ik toch ook wat bedankjes uit de buurt. Mensen vonden het fijn om te weten, ik kreeg lieve, aardige reacties. Natuurlijk is het niet altijd geschikt om ook verder te publiceren. Een keer las ik tussen de regels door dat iemand zelfmoord had gepleegd, ik kende toevallig de buurvrouw van de persoon die dat had gedaan. Een nare toestand was dat. De hele buurt wist ook wel dat die persoon vereenzaamd was en erg gecompliceerd was. Maar toen is er toch even een rouwkaart opgehangen - niet iedereen zit in de buurtapp. Maar zo’n kaart, die ga je dan weer niet fotograferen en delen.”
“O, en een keer is er denk ik door een bericht van mij een verhaal gemaakt van oma Willy. Er hingen in de buurt hele vreemde flyers over oma Willy, die deed ‘herstelwerk’. Dat was toen doorgesijpeld naar Parool, AT5. Ze deed broeken naaien, herstellen. Kwam ze in de krant en op tv. Helaas is ze overleden. Oma Willy was de moeder van mijn fysiotherapeut. De fysio zelf heeft er gek genoeg nooit iets over gezegd. Zo zie je dat zo’n flyer in de buurt tot een nieuwsbericht kan leiden.”
Heb je tips voor mensen die zelf straattaal schrijven? Wat moet je wel en niet doen?
“Het ligt eraan wat je boodschap is. Die moet kort zijn en duidelijk. Zeker voor postbezorgers moet het niet te ingewikkeld worden. Ik zie hier in de buurt weleens van die gebiedende bordjes, dat zou ik niet doen. Als je iets opschrijft, moet je het altijd aardig vragen aan de mensen, wat mij betreft.”
Monica gaat liever niet op de foto, maar is wel trots op deze illustratie van haar, gemaakt door Denise Timmer: