In de onregelmatig verschijnende rubriek ‘lopend onderzoek’ praten we je bij over lopend onderzoek naar waargenomen fenomenen. Met deze keer: de tientallen zelfgedraaide, maar slechts ten dele opgerookte sigaretten bij een bankje bij station Muiderpoort.
Deze weken strekt mijn nieuwsgierigheid zich vaak niet veel verder uit tot de vraag hoe mensen zo dom, kwaadaardig of moedwillig onwetend kunnen zijn, én hoe ze dezelfde gebeurtenis, hetzelfde beeld, zó anders kunnen waarnemen en interpreteren.
Maar goed (en excuses voor dit bruggetje), tijdens het nadenken over andere interpretaties van een zelfde feit moest ik terugdenken aan iets onnozelers. Ik moest terugdenken aan een ander beeld dat mijn hoofd maar niet uit gaat, en waarvan ik denk dat ik weet hoe die te interpreteren, maar waarvan ik toch ook weer niet honderd procent zeker ben.
Het volgende is het geval: begin januari van dit jaar zag ik tientallen zelfgedraaide, maar slechts ten dele opgerookte sigaretten liggen bij een bankje bij een prullenbak bij station Muiderpoort. Zie:
Ik had de foto’s gemaakt toen ik begin januari op station Muiderpoort was omdat mijn fiets er nog stond en ik die moest ophalen. Zelf was ik al weken niet verder dan een paar honderd meter van ons huis weggeweest, omdat in november ons kind Toni geboren was en een baby ontstellend veel premium-zorguren vereist. Toen ik dus eventjes iets langer weg was, iets verder weg, stond ik denk ik open voor ‘nieuwsgierigheid’, en zo kwam het dat mijn oog viel op een opvallende hoeveelheid onopgerookte sigaretten naast een bankje en een prullenbak bij station Muiderpoort.
Natuurlijk is het niet heel vreemd om een stel peuken naast een geopende Amsterdamse prullenbak te vinden, aan de voet van een boom. Maar wat deze peuken dan weer wel vreemd maakte, was het feit dat ze met de hand of hoogstens met een piratendraaier gerold waren, dat ze allemaal een stukje opgerookt waren, maar niet helemaal, en dat het er zoveel waren. Het waren – zo heb ik later bij het terugzien van de foto’s deels geteld, deels geschat – zo’n 114 onopgerookte peuken.
Ik had enkel mijn telefoon bij me, en door de schemer lukte het niet helemaal de ‘vibe’ van het tafereel vast te leggen, dus na een foto of tien gaf ik dat op, maar niet zonder dat zich allerlei vragen opdrongen. Was dit een mislukte poging tot het roken van rond de 114 zelfgedraaide sigaretten? Was dit een een succesvolle poging tot het voor een vijfde roken van rond de 114 zelfgedraaide sigaretten? Hoe rook je in vredesnaam een stukje peuk rond de 114 keer op?
Eerst lachte ik, blij met de vondst, daarna schoot te binnen dat het tableau het gevolg zou kunnen zijn van een psychiatrische episode, waardoor een zekere somberheid of ernst in de situatie sloop. Het lijkt me een redelijke aanname dat iemand in een staat van opperste neurose of andersoortige episode een enorme buidel shag en vloei en tip erdoor heeft gewerkt. Maar zeker weten deed ik dat niet. De rond de 114 zelfgerolde en slechts ten dele opgerookte sigaretten op de grond bij het bankje bij Muiderpoortstation kunnen natuurlijk ook het gevolg kunnen zijn van iemands hedonistische drugsroes, ze kunnen het resultaat zijn van een bijeenkomst van mensen die gezamenlijk besloten hadden de tabak aan de wilgen te hangen, een bijeenkomst van 114 mensen die nog een keer een klein stukje zelfgerolde peuk gelijktijdig met elkaar opstaken en er daarna voorgoed mee stopten. Wie weet! Maar: hoe kom je er met zekerheid achter?
Omdat dit de rubriek ‘lopend onderzoek’ is, moet ik zeggen dat ik daadwerkelijk stapjes heb ondernomen meer te weten te komen over de 114 onopgerookte, zelfgedraaide peuken. Ik heb ten eerste in de buurt van station Muiderpoort gezocht naar psychiatrische klinieken, opvangplekken voor verslaafden, en andere plekken die men met de zelfkant associeert. Er zit op steenworp afstand een plek waar mensen met een persoonlijkheidsproblematiek worden geholpen, inclusief crisisdienst. Ik heb die plek uiteindelijk toch niet gebeld. Iets in de aanname is te stigmatiserend om met goed fatsoen naar een kliniek te bellen om te vragen of zij iets weten van of er in januari misschien een van hun cliënten 114 sigaretten zelf heeft gedraaid en toen een stukje heeft opgerookt.
Toch liet het beeld me niet los. Dat kwam misschien ook doordat er in januari van dit jaar een interview met mij in NRC stond (de krant). Het ging over het boek De verworvenheden, en over wat het betekent om iets te zeggen te hebben, en over wat het leven de moeite waard maakt. Thomas de Veen had het boek heel nauwkeurig gelezen en maakte er een mooi stuk van, en verwerkte er en passant het gegeven in dat ik hem tijdens het interview een paar foto’s had laten zien van de 114 sigaretten. Het had op die manier voor mij meer waarde gekregen, het was al iets meer ‘een ding’ geworden. Maar goed, niet genoeg ‘een ding’ om te bellen naar een kliniek.
In een poging toch iets met de 114 sigaretten te doen, heb ik ergens dit jaar de associatief-affectieve methode gehanteerd. Een keer, ik was nog jong, was ik in Noorwegen, op een perstrip naar een avant-gardistisch muziekfestival in de stad Bergen. Op een van de laatste nachten van mijn verblijf in die stad, kwam ik op een huisfeest terecht, waar ik lang zat te spreken met iemand die in de organisatie van het festival zat. De drank vloeide goed, en waar we het over hebben gehad weet ik allang niet meer. Het enige wat ik wel weet, is dat mijn gezelschap af en toe op haar telefoon keek, om te zien hoe veel oproepen ze gemist had. Iemand, ik meen: haar vriend, probeerde haar te bellen. Op een gegeven moment verzuchtte ze: “Jeetje, 64 gemiste oproepen.”
Ik heb dat altijd verschrikkelijk geestig gevonden. Wat maakt dat iemand na de 12e keer bellen denkt: hierna zal het wél raak zijn? Of na de 34e keer? Na de 63e keer? Het deed mij weer denken aan de neurose waarmee je de twaalfde, de vierentwintigste, de 112de zelfgerolde sigaret aansteekt en een beetje oprookt. “Hoe zou deze smaken? Hoe zou ik me na deze voelen?”
Met niet meer dan deze associatie contacteerde ik de persoon die ik destijds op het festival ontmoette via Facebook, en ik legde meteen uit dat ik naar die anekdote vroeg van haar veelbellende vriend vanwege het feit dat ik benieuwd was naar de toedracht van de 114 zelfgedraaide, een stukje opgerookte sigaretten bij station Muiderpoort. Het is waarschijnlijk geen verrassing, maar zij heeft nooit op mijn bericht gereageerd.
Lezer, ik heb nu verteld wat ik kon over de 114 zelfgerolde, deels opgerookte sigaretten bij station Muiderpoort. Maar om het af te maken, zou ik het graag ook iets communaler maken. Jullie lezers zijn op dit moment een nog groeiende groep, het lijkt mij leuk af en toe vragen aan jullie te stellen. Vandaag zijn mijn vragen:
1. Wijkt jouw interpretatie van de 114 zelfgerolde, deels opgerookte sigaretten af van de mijne? (Zie ik een mogelijkheid over het hoofd, mis ik iets, of weet je stomtoevallig meer over kettingrokende paradijsvogels in de omgeving Muiderpoort?)
2. Hoe zou jij de zoektocht naar het verhaal achter de peuken aanpakken, heb je een tip voor me?
3. Is er op een of andere manier toch rechtvaardiging om wél naar die crisiskliniek te bellen?
Laat een bericht achter in de comments, of mail me op heemkundevandeziel@gmail.com of bel me of wat dan ook. Tot gauw!
ben je nog eens teruggegaan om te kijken of het vaker voorkomt? en je hebt zeker niet een peukje meegenomen? dan zou je op illegale wijze zelfs DNA onderzoek kunnen doen! wat je nooit zou mogen doen! maar het zou kunnen! of nagaan bij de gemeentelijke afvaldienst of ze dit vaker zijn tegengekomen? of er een keer een hele dag gaan vertoeven?
Vroeger dat ik zelf nog rookte had ik altijd een truc. Wanneer ik op de Haagse tram wachtte stak ik altijd een sigaret op, want ik leefde bij het idee van: “zul je net zien, nu komt ineens de tram”. Wat het _toeval_ niet weet, is dat ik domme pech stiekem gebruikte om op tijd op school te komen. Het gevolg was elke dag een slechts 5x behijsde sigaret.
Ik kan me heel goed voorstellen bij een station, dat iemand ditzelfde trucje toepast. Ik heb deze lifehack van niet zo erge pech omzetten naar geluk nog nooit hardop uitgesproken, dus ik weet ook niet of dit een standaard procedure is bij rokers. Wat op zich logisch is, in die tijd manifesteerde nog niemand. Het gebed was het hoogst haalbare.
Het kan dus donders goed zijn, gezien de plek, dat er iemand daar wacht op een bus, tram of trein en zo zijn of haar wachttijd wil verkorten. Het kan dus interessant zijn om te onderzoeken wat het weer was in de periode van je vondst. Want weer kan grote invloed hebben op halfwaardetijd van piraatshag.