Wat maakt mascotte Ploppie slechter dan mascotte Doekie?
Wat maakt een mascotte 'goed'? Daarover gaat het vandaag, aan de hand van de mascotte 'Ploppie' (Radio 1, Marcel en Gijs, niet goed) en 'Doekie' (Rederij Doeksen, Olympische Spelen, goed).
Op 30 juni was de laatste uitzending van Marcel en Gijs op SBS6 en daarin kwam een fragment voorbij van de mascotte van Radio 1, genaamd Ploppie. Simpel gezegd is dit een wandelende microfoon met een Radio-1-plopkap. Een plopkap is het schuimdeel dat de microfoon afdekt en helpt de wind en plofklanken als de 'p' en de 'k' te dempen, wat prettiger luisteren is. Naast de smalende opmerkingen aan de talkshowtafel van Marcel en Gijs dat 'Radio 1 er met deze mascotte alles aan doet om luisteraars te trekken' trof me vooral de lamlendige gemakzucht waarmee deze mascotte is opgetuigd.
Bekijk de bewegende beelden van Ploppie zelf en zie deze lamlendigheid in actie: een Radio-1-medewerker (vermoedelijk, misschien is het een vriend van de redactie) is in het pak is gekropen, een stagiair die op het laatste moment nog extra studiepunten kon gebruiken, iemand die een handvol groezelige euro’s toegestopt kreeg, iemand die ontdekt dat het pak sinds de vorige keer (Marathon Rotterdam? Nijmeegse 4Daagse?) niet gewassen is, iemand die in de verkleedkist van Radio 1 bovendien niet eens de zwarte handschoenen van het pak konden vinden waardoor we nu bijna de stappenteller van zijn of haar sporthorloge kunnen aflezen? Gemakkelijk, al te gemakkelijk, Radio 1.
Maar voordat ik verder ga over deze wandelende plopkap, wie ben ik om hier zo kritisch over te schrijven? Ik wil niet pretenderen dat ik een expert ben op het gebied van mascottes, maar de afgelopen tijd ben ik hier wel meer dan de gemiddelde Jan Modaal mee bezig. Zo ben ik voor mijn eigen plezier in de Nederlandse geschiedenis van de mascottes gedoken. En waar zouden we ze kunnen vinden? Pretparken? Sportverenigingen? Ik besloot te beginnen bij de top, bij de Olympische Spelen.
Kennen we in Nederland Olympische mascottes? Die zou dan in 1928 in Amsterdam acte de présence moeten geven, maar aangezien de Spelen in van 1932 in Los Angeles zich prijzen met de eerste Olympische mascotte, is dit een dood spoor. (Tijdens de Spelen van Los Angeles was het geen mens in een pak maar een Schotse terrier genaamd Smoky, waar de officials voor de duidelijkheid een kleedje overheen hebben gegooid waarop de woorden 'mascot' prijkten. Kijk Radio 1, zo kan het ook.)
Het scheelde niet veel of we hadden in de jaren ‘80 onze eerste echte Olympische mascotte, mits we de Olympische Spelen van '84 hadden kunnen organiseren. In die periode waren er serieuze plannen om de Spelen in ons land te organiseren en daarvoor werden plannen gesmeed waar ook een nieuw logo en mascotte bij hoorden. Onder aanvoering van de toenmalige burgemeester van Terschelling, Eduard Haaksman, ontstond het idee dat de Wadden – als kenmerkend onderdeel van Nederland – een uithangbord moest worden voor de Spelen. En zo gebeurde het dat een zeehond als logo bedacht werd voor het plan om de Olympische Spelen van 1984 naar Nederland te halen. De Terschellingse ontwerper Eke van Mansvelt kreeg de opdracht om hiervoor een grootogige, vrolijk lachende zeehond te bedenken. Dit is die zeehond:
Het voorstel om de zeehond als logo te gebruiken werd eerst op Terschelling gepresenteerd, waarbij ook de toenmalige directeur van Rederij Doeksen, Jan Doeksen aanwezig was. Het Nederlandse voorstel voor de Olympische Spelen kende te veel struikelblokken en ging uiteindelijk naar Los Angeles (met een hele suffe adelaar genaamd Sam) maar het logo met de zeehond beviel Jan Doeksen in het bijzonder. De rederij schafte het aan en doopte het beeld om tot het officiële logo en gaf het de klinkende naam 'Doekie'.
Terug naar Ploppie, want die zou zoveel van Doekie kunnen leren. Eén blik op de zeehond en je ziet waarom Doekie zo populair is. Een mensgrote versie van het meest geliefde schepsel in de Waddenzee. Een mascotte die je kan aankijken bovendien. En ben ik een ouderwetse mascotteliefhebber als ik graag naar een pop met een gezicht kijk? Ik wil ogen, oren, een neus en een mond zien! En de kapiteinspet maakt het wat mij betreft helemaal af. En in tegenstelling tot Ploppie is Doekie wel is mascotte die wel een volledige verkleedkist te zijn beschikking heeft, waardoor de suspension of disbelieve in stand blijft. Ja, die moeilijke term schud ik zo uit mijn mouw, want Doekie staat voor kwaliteit en dat betaal ik in gelijke munt terug.
Een echt goede mascotte mag niet enkel ironisch zijn. Is dat wel zo, dan wordt de pop een item bij de TV Draait Door of bij Gijs en Marcel. Met tafelgasten die enkel ironisch praten over mascotte Ploppie, voor een publiek die de televisie heeft aangezet om simpelweg te lachen en verder nergens aan te denken, omdat dat nu eenmaal is wat ze willen komen doen.
En waarover denkt de mens in het Ploppie-pak? Die denkt ook nergens aan, helemaal nergens aan. Maar echt goede mascotte heeft diepgang, geschiedenis, een hoeveelheid lore om je in vast te bijten. Via de Olympische spelen bij Rederij Doeksen terecht gekomen? Goed, uitstekend. (Vermoedelijk) bedacht tijdens een brainstorm in Hilversum door mensen die nergens in geloven? Slecht, niet goed.
Een echt goede mascotte moet bestaan omdat iemand er werkelijk in gelooft dat het een leuke, goede mascotte zou zijn. Dat geloof is ergens belachelijk, maar het is ook een ontroerend geloof. Het is een vorm van geloof die je amper nog tegenkomt. Ploppie is niet slecht omdat Ploppie infantiel is, Ploppie is slecht omdat hij is bedacht zodat mensen als wij er de draak mee kunnen steken. Maar zo werkt het niet. De dingen moeten worden gemaakt met een naïeve overtuiging als een kind dat magische krachten aan een pop geeft. Laat Ploppie in de verkleedkist, en haal ‘em er pas uit wanneer wanneer het in zichzelf geloofd.